In een aanbevelingsbrief voor het bekendste boek van McCarthy 'The Bubishi' zegt de Amerikaanse kempo-legende Ed Parker het volgende over Pat McCarthy: "Hij is een levend voorbeeld van wat een moderne samurai-krijger zou moeten zijn. In feite zijn kwaliteit en de naam Pat McCarthy synoniem. Terwijl veel van zijn zeggings- kracht gelegen is in zijn sterke banden met de tradities van het Budo, is zijn grootste kracht gelegen in zijn bijdragen tot vernieuwing". Richard Kim, één van de pioniers van het Amerikaanse karate-circuit en auteur van het boek 'The Weaponless Warriors' zegt over hem: "...McCarthy is zonder enige twijfel een rijzende ster aan het martial arts firmament. Wat hij ook doet, doet hij met een uitzonderlijke expertise". Hiermee is tevens een deel van de essentie aangegeven van deze bijzondere budosport.
McCarthy heeft gedurende de afgelopen 35 jaar bij iedereen van naam getraind en is als 7e Dan geregistreerd bij de Kyoto Dai Nippon Butokukai, hét traditionele overkoepelende orgaan voor alle vormen van budo in Japan. Zijn kennis strekt van een groot aantal Chinese kung-fu systemen zoals het Ba He Quan (d.w.z. de Kraanvogelstijl en vermoedelijke voorloper van het Okinawa Goju-Ryu) tot het Shorin-Ryu in de traditie van Ankichi Aragaki (en zijn navolger Shoshin Nagamine) en kobujutsu in de traditie van Shinken Taira. Daarnaast was hij een persoonlijke leerling van de Japanse grootmeester Yoshio Sugino (1904-1998) van het Tenshin Shoden Katori Shinto Ryu Kenjutsu. Naast het winnen van honderden trofeeën in diverse karate, kung-fu en tae kwon do kampioenschappen - o.a. vijfmaal Canadees kampioen en twee maal Noord-Amerikaans kampioen in 1974 en 1978 in s'wereld grootste competitie met een paar miljoen aangesloten leden - staan zijn kwaliteiten als schrijver.
Hoe veelzijdig kan een mens zijn? Zijn artikelen en boeken getuigen van een grote diepgang en toewijding en wat wellicht belangrijker is, ze bevatten vaak unieke informatie over onze karate-traditie. Voordat hij zich in Japan zou vestigen had McCarthy zijn eigen column (‘Japanese Traditions’) in het populaire tijdschrift Karate/Kung-fu Illustrated en schreef hij twee boeken over de Okinawaanse gevechtstradities waarover later meer. Naast literair bronnenonderzoek naar de geschiedenis en filosofie van het budo interviewde hij vele prominente meesters zoals Gogen Yamaguchi (Goju-kai), Meitoku Yagi, Eiichi Miyazato (Okinawa Goju-Ryu), Kanei Uechi (Uechi Ryu), Masatoshi Nakaya¬ma, Hirokazu Kanazawa, Masayuki Hisataka (JKA Shotokan), Shinho Nagamine, Yuchoku Higa, Shugoro Nakazato (Kobayashi Shorin Ryu), Eizo Shimabukuro (Shaolin Shorin Ryu), Seikichi Uehara (Ti/Motobu Ryu), Shian Toma, Ryusho Sakagami (Shito Ryu), Shinho Matayoshi (Matayoshi Kobudo), Seiichiroh Higa, Eiiryo Akamine (Ryukyu Kobudo), Tetsuhiro Hokama, Hiroshi Kinjo, Takehiro Konishi en vele tientallen anderen. Maar laten we niet verdrinken in een opsomming van wapenfeiten. De eerste keer dat McCarthy internationele bekendheid kreeg was in 1987 met de publicatie van zijn boek ‘Classical Kata of Okinawan Karate’ van Ohara Publications. Een fotoboek vooral met een sumiere tekst. Dat zou later wel veranderen. In mei 1992 krijgt McCarthy voor de eerste keer een podium om zijn verzamelde kennis naar voren te brengen als het Engelse tijdschrift Combat de spraakmakende interviewreeks publiceert van Simon Lailey met Pat McCarthy: 'The McCarthy Chronicles'. Zelden vertoond in een tijdschrift en alleen maar geëvenaard in Terry O’Neill’s Fighting Arts International. De hoeveelheid aan nieuwe feiten en inzichten is ook na diverse malen herlezen ronduit overweldigend. Als in het najaar van 1992 Harry de Spa op een internationale Goju-stage kennis maakt met McCarthy is het pleit snel beslecht: een uitnodiging volgt en de eerste McCarthy Gasshuku op Europesche bodem is een feit. Maar wie is Patrick McCarthy, waar komt hij vandaan?
De jonge jaren
Op een mooie dag ergens in 1955 ziet Patrick Joseph McCarthy voor het eerst het licht in Saint John in Brunswick, gelegen aan de zee in het oosten van Canada. Het havenplaatsje is een ware ‘melting pot’, bevolkt met Canadese Indianen, Fransen, Engelsen alsmede vele andere culturele minderheden. Evenals in zoveel vergelijkbare steden ontwikkelen zich ook hier in de loop van de zestiger jaren de nodige problemen van raciale aard. Privé maakt McCarthy in zijn jeugd het nodige mee en al gauw is hij het spreekwoordelijke zwarte schaap van de familie. Maar ach, wie is dat niet? Als in 1964 de Olympische Spelen plaatsvinden en Anton Geesink de ongelofelijke prestatie levert door een gouden medaille te behalen bij het judo, wint de Canadees Doug Rogers daarin in zijn gewichtsklasse een zilveren plak. Een jaar later wordt aan laatstgenoemde door de Canadese televisie een documentaire gewijd en Patrick McCarthy is verkocht. Een judo-club valt echter nergens te bekennen en hij eindigt bij de YMCA waar karate-training wordt gegeven. Zijn leraar is de Venezuelaan Adrian Gomez en de stijl is Okinawa-Te. De leraar van Gomez was afkomstig uit Okinawa en was één van de vele Okinawanen die in de twintiger en dertiger jaren naar Zuid-Amerika emigreerden. Het Ryukyu Karate Jutsu dat hij daar leert is het traditionele karate, ook wel Te of Tode genoemd, van vóór de ontwikkeling van de moderne stijlen zoals wij die nu kennen.
Zoals het traditionele karate uit die dagen betaamt bestaat de training uit het herhalen van veel basistechnieken en combinaties daarvan, waarbij tevens wordt geoefend in kata, klemmen, grepen, worpen, grondwerk, vitale punten etc. “Ik kan mij herinneren dat we ook vaak aandacht besteedden aan het conditioneren van de armen, oefeningen die vergelijkbaar zijn met het 'kaki-e' en 'ude-tanren' zoals dat in het Goju-Ryu wordt beoefend. Er was niet veel ruimte voor filosofie maar er werd goed en hard getraind. Ik was nog een jochie en dronk derhalve nog geen bier, en na de training ging ik gelijk naar huis. Tot mijn vijftiende heb ik daar getraind, waarna ik verhuisde naar Toronto, met twee à drie miljoen inwoners de grootste stad van Canada. Ook dat was een multi-culturele samenleving.”
De Kung-Fu periode
Toronto biedt volop de gelegenheid om te trainen en in ‘no time’ is hij lid van vier verschillende scholen, waar hij onder meer traint in Tai Chi, Bagua, Hsing I, Hung Gar, Choy Lee Fut en Do Pai. In 1970 krijgt hij zijn Shodan (1e graad zwarte band) uitgereikt door de Canadese Karate Kung-fu Associatie.
Vanaf dat moment begint McCarthy bij alles en iedereen te trainen die hem wat kan leren, van boksen tot judo, ju jutsu, worstelen, kickboksen etc... Het is ook de tijd van Bruce Lee, de ‘Kung Fu’-televisie-serie en films als ‘The Five Fingers of Death’. Bruce Lee en zijn uitspraak “Liberate yourself from the Classical mess (absorb what is usefull)” slaat de bodem onder traditionele gevechtswereld uit. Ook aan McCarthy gaat één en ander niet onopgemerkt voorbij. “Die uitspraak alleen al heeft een enorme invloed gehad op mijn leven. Iedereen liep in die dagen in een witte gi en toch wilden we ons allemaal van elkaar onderscheiden. Onze Westerse culturele houding en natuur is nu eenmaal anders dan de Japanse en één van de verschillen is dat wij ons graag onafhankelijk en individualistisch opstellen. Het dragen van een 'zout-en-peper-combinatie' (zwarte broek met wit jasje of omgekeerd) was al tamelijk radicaal.” Naast zijn eclectische trainingsopvatting beoefent hij het karate door alle mogelijke toernooien af te lopen. Elk weekend is hij weer ergens anders te vinden op het Noord-Amerikaanse continent, waar hij in 1974 voor de eerste maal in zijn leven de North-American Karate Championships wint. Door uit te komen in zowel de kumite-, de kata- alsmede de wapens-competitie ontmoet hij iedereen die wat voorstelt in Noord-Amerika en gaat hij op het hoogste niveau de strijd aan met corifeeën als Jean Frenette en Bill Wallace. De 70-er jaren zijn evenwel tevens een tijd van verandering, verwarring en politieke strijd. Veel groeperingen vallen uiteen, leerlingen verlaten hun leraar, ultra-traditionalisten die geen ruimte geven aan tegengestelde meningen worden door hun leerlingen ter discussie gesteld en ga zo maar door (Waar hebben we dat vaker gehoord?). “Ik was erg verward over wat zich allemaal afspeelde en eenvoudigweg nog niet volwassen genoeg om het te begrijpen. Het kwam niet in me op dat het draaide om geld en macht en dacht dat bepaalde mensen elkaar gewoon niet mochten. Het wedstrijdcircuit was voor mij een ontsnappingsroute.
Richard Kim
In die tijd leert hij ook sensei Richard Kim kennen, hetgeen een volgend kruispunt in zijn leven zal zijn. Tijdens een Dan-graad-examen wordt hem door Kim gevraagd zijn kata te laten zien en zijn wapen-vormen. Alvorens het examen wordt afgesloten met een schriftelijk gedeelte geeft Kim nog een toelichting over karatedo, waarbij hij betoogt dat het budo boven het louter technische gebeuren dient uit te stijgen en hij benadrukt het karaktervormende en spirituele aspect ervan. “Ik was uiteraard volledig voorbereid vragen te beantwoorden aangaande 'Shu Ha Ri', 'Go No Sen', 'Sen No Sen' en dergelijke. Toen hij mij in plaats daarvan een geschiedkundige vraag stelde betreffende de ontwikkeling van de Heian Kata's en het effect ervan op het moderne karate kreeg ik het gevoel te desintegreren. Hij keek me aan en ik keek terug en ik kan me nog goed herinneren dat ik dacht, 'Wat zijn in hemelsnaam de Heian Kata's?' Je moet weten dat waar ik vandaan kwam werd altijd van Pinan Kata's gesproken. Vanaf dat moment ben ik begonnen met mijn verzameling van boeken over Martial Arts. Ik kan wel zeggen dat de boeken mijn beste vrienden werden. Mijn eerste boek was “Essence” van Nagamine sensei, daarna het boek van meester Uechi, E.J. Harrison, Ruth Bennedict's 'The Chrysanthemum and the Sword' en Chinese en Japanse boeken als 'Nihon Soki'. Het bestuderen ervan bezorgde me het fundament waarop mijn huidige onderzoek berust en uiteindelijk heb ik ook ontdekt wat het effect van de Pinans is geweest op de Shorin-stijlen”. De ontmoeting met Kim betekent een ommekeer in zijn leven. Na het winnen van de Noord-Amerikaanse kampioenschappen in 1974 was zijn naam al ruimschoots gevestigd in de karate-wereld, maar er was zich al een interesseverschuiving aan het aftekenen richting traditioneel karate.
In Kim vindt hij een leraar met een brede traditionele achtergrond en een open visie. Kim moedigt hem aan om ook bij anderen te trainen om een eenzijdige ontwikkeling te voorkomen. Een favoriete uitspraak van Kim is de volgende: “Vanaf de bodem van zijn vijvertje kan een kikker nooit de schoonheid van de oceaan leren kennen.” McCarthy begint in de organisatie van Kim (de Zenbei Butoku-Kai) mee te draaien en zijn school in het Canadese Vancouver krijgt nationale bekendheid. Naast de successen in de diverse competities begint ook zijn schrijverschap zich te ontwikkelen. In het populaire blad Karate/Kung-Fu Illustrated krijgt hij zijn eigen column en hij verschijnt met een zekere regelmaat op de covers van de Amerikaanse karate-tijdschriften.
De sportieve successen houden gelijke tred met de financiële succesen. Hij wordt steeds vaker gevraagd om stages te geven en ook de filmindustrie maakt gebruik van zijn kwaliteiten. Het Canadese zakenblad Coffee Break brengt hem als coverstory: “Pat McCarthy: The businessman behind the champion.” Als hij geen les geeft is McCarthy op reis door Noord-Amerika of naar Hawai, Japan, Taiwan, China etc. De reizen brengen hem in contact met alle grote budoka ter wereld. Hij traint er, neemt intervieuws af, en bevredigd aldoende zijn onverzadigbare dorst naar meer kennis en inzicht. Het wedstrijdkarate verdwijnt naar de achtergrond en zijn artikelen getuigen steeds vaker van een innerlijke verandering. In een van zijn columns zegt hij bijvoorbeeld het volgende: “Leerlingen zijn in onze hedendaagse kosmopolitische samenleving vaak het slachtoffer van de commerciële propaganda van de media. Helden als Rambo dienen als rolmodel en het lijkt erop of het klassieke Budo en de daarbij behorende morele normen en waarden het steeds vaker moeten afleggen tegen de glitter van Hollywood. Studenten lijken alleen nog maar gemotiveerd te worden door het onmiddellijke resultaat van de fysieke training. Gebrek aan aandacht voor moraliteit haalt de bodem onder het Budo vandaan en het is tragisch te moeten constateren dat etiquette en normbesef in Noord-Amerika door de meerderheid alleen nog maar met de mond wordt bedreven en feitelijk geen betekenis meer heeft”. In 1987 komt zijn eerste boek uit bij Ohara Publications, maar ook dat verloopt niet naar volle tevredenheid. De uiteindelijke versie vertegenwoordigt op geen enkele wijze de bedoelingen die de auteur er mee voorhad en is hooguit te zien als een uitgebreide versie van het boek van Richard Kim “The Weaponless Warriors”. McCarthy zegt hierover: “Ik wilde een algeheel overzichtswerk maken van de historische en filosofische betekenis van het Okinawaanse Budo. Ohara wilde alleen maar het zoveelste 'Show-me-more-pictures-book'. Voor het boek dat ik wilde schrijven was volgens Ohara geen markt. Voor die mensen zijn boeken alleen maar business. Met bladen als ‘Black Belt’ is het niet beter gesteld. Alle Amerikaanse bladen geven alleen maar recensies van de experts uit eigen kring. Waarom zouden ze boeken als het mijne bespreken? Simon Lailey (Combat & Traditional Karate) is bijvoorbeeld de enige geweest die mijn vertaling van de Bubishi wilde recenseren”.
Het persoonlijke fiasco met Ohara betekent wederom een ommekeer in zijn leven. Hij trekt de deur van zijn succesvolle school achter zich dicht en hij slaat een nieuw hoofdstuk in zijn leven open. Huis en haard wordt verlaten en met de knapzak op zijn nek vertrekt hij naar Japan. Het succes dat relatief makkelijk kwam, wordt ingeruild voor een ander leven.
Het Zwarte Schip van karate
De rest is geschiedenis. Na zijn sportieve en commerciële schepen achter zich te hebben verbrand, vestigt McCarthy zich in Japan, waar hij begint aan een opzienbarende tocht door martiaal Azië. Een tocht die hem voert van Japan en Okinawa naar China, en van budo-legendes als Yamaguchi (zie foto), Nakayama, Sugino en Higaonna tot Shootfighters als Sayama Satoru en Tamura, en van daar weer naar Chinese meesters van het Shaolin klooster. Naast alle budo-grootheden ontmoet hij ook zijn vrouw Yuriko en wordt hij vader. Geleidelijk aan beginnen de contouren zichtbaar te worden van de zoektocht. Hij richt in 1989 de International Ryukyu Research Society (IRKRS) op en begint te publiceren. De IRKRS is, zoals hij zelf zegt, “een niet-politieke organisatie die is toegewijd aan, maar niet beperkt tot, analyse, behoud en promotie van oorspronkelijk Okinawaans karate en kobudo.” In 1993 verschijnen de eerste gestencilde versies van de ‘The Bubishi’ op de markt, een boek dat mag doorgaan als de ‘Bijbel van het Goju-ryu karate’, maar ook een boek waar Funakoshi grote waarde aan hechtte. .Het document valt op en niet lang na de eerste versies zal de befaamde uitgever Tuttle het boek in 1995 op de markt brengen als eerste westerse vertaling. In 1993 verschijnt ook een Engelse vertaling van de enige over gebleven tekst van Miyagi (Goju-ryu) op de markt, “An Outline of Karate-doh”.
In maart 1995 komt McCarthy op uitnodiging van Harry de Spa, chief-instructor van de N.O.G.K.A. (Nederlandse Okinawa Gojuryu Karatedo Organisatie) voor het eerst naar Nederland om een weekend-stage te geven. Het weekend opent met een lezing die onder de titel “Karatedo, Development, Essence and Aims” door de N.O.G.K.A. wordt uitgebracht. In 1999 verschijnt de lezing in het tweede deel van “Ancient Okinawan Martial Arts”, een historische serie van de hand van McCarthy die weer door Tuttle wordt uitgegeven. De Nederlandse stage in 1995 wordt een groot succes en het markeert het begin van een jaarlijkse tournee van McCarthy langs de Europese velden. Het succes van McCarthy wordt gevoed door een niet aflatende stroom van artikelen in budo-magazines over de gehele wereld met als kwalitatieve uitschieters, de artikelen die in 1994/95 in het blad Fighting Arts Internationa (FAI) verschijnen. In no. 86 van FAI wordt McCarthy door interviewer Colin Whitehead aangeduid als Karatedo Kurofune, Het Zwarte Schip van Karayedo, een verwijzing naar de (zwarte) westerse schepen die aan het eind van de 19e eeuw Japan dwingen de grenzen open te stellen. De stages van McCarthy kunnen dan ook worden gekenmerkt als een vloedgolf van informatie uit allerlei stijlen en disciplines, van zuid-Chinees gongfu tot drukpunten, beweginsgsprincipes en toepassingen. Centraal staan steeds weer de klassieke kata (vormen), die telkens weer worden voorzien van nieuwe bungai (uitleg/toepassing).
De Opleiding
Halverwege de negentiger jaren wordt de volgende zet gedaan. McCarthy verhuist met zijn gezin naar Australië waar hij zich vestigt in Brisbane. Op uitnodiging van John Halpin, de voorzitter van de Australian Karate Federation, wordt hij hoofd wordt van het International Martial Arts College (IMAC), een opleidingsinstituut voor budo-disciplines. In 2003 was Patrick McCarthy op uitnodiging van Gertjan Martens en Andre ter Veer te gast bij de Opleidingen van de KBN. Vanuit de goede contacten uit het verleden en vanuit een gedeelde interesse in de achtergronden van het karatedo was het niet meer dan logisch om deze bijzondere leraar voor onze opleidingen te benaderen.